§8.1 De Verenigde Staten van Europa

De woorden ‘Verenigde Staten van Europa’ werden voor het eerst gebruikt door de Franse Victor Hugo, die het noemde in zijn toespraak op het Internationaal Vredescongres in 1849. Later in de 19e eeuw bracht hij dit idee ter sprake in het Franse parlement. Het kreeg echter geen voeten in de aarde, mede omdat men Frankrijk en Duitsland als vijanden zag en niet als samenwerkingspartners. Na de Eerste Wereldoorlog kwamen er echter steeds meer leiders die op hun manier een Verenigde Staten van Europa zagen zitten. Zo wilde een Oostenrijkse graaf een christelijk Europa stichten en was een Russische politicus enthousiast over een Sovjet variant van de Verenigde Staten van Europa. 

De voorspelling van Hugo begon serieus uit te komen na de speech die Winston Churchill hield na de Tweede Wereldoorlog. De hele speech kun je hier horen, en de tekst van de speech vind je hier. Hij hield de speech op de universiteit van Zürich. De Amerikaanse Churchill sprak zich uit over Europese samenwerking omdat de Verenigde Staten toen nog de baas waren over het Verenigd Koninkrijk en hij dus vanuit Brits perspectief sprak. In de speech zei hij onder andere “We must build a kind of United States of Europe. In this way only will hundreds of millions of toilers be able to regain the simple joys and hopes which make life worth living”. 

In 1950 stelden de Franse minister van Buitenlandse Zaken Robert Schuman en economisch adviseur Jean Monnet de Schuman verklaring op. Zij stelden voor om de productie van kolen en staal van Europese landen samen te voegen. De Duitse regering reageerde enthousiast, net als Nederland, België, Luxemburg en Italië. In 1951 werd de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) opgericht en hiermee werd een deel van Victor Hugo’s voorspelling waarheid. De landen controleerden nu niet meer zelf de productie van kolen en staal en konden dus ook minder makkelijk een oorlog beginnen. 

De EGKS was redelijk succesvol en daarom kwam in 1957 de Europese Economische Gemeenschap (EEG) tot stand, waarin de landen op meer vlakken gingen samenwerken. Toen er in de loop van de tijd steeds meer samenwerking ontstond, werd in 1992 het Verdrag van Maastricht getekend. Daarmee werd de Europese Unie (EU) opgericht. Er kwam onder andere een gezamenlijke munt, waardoor de economieën samensmolten. Na België, West-Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland (de EGKS-landen) sloten in de loop van de tijd steeds meer landen zich aan, zoals het Verenigd Koninkrijk en de Scandinavische landen. Vandaag de dag zitten er 27 landen in de Europese Unie, die op economisch en politiek vlak samenwerken en zijn er 8 landen die graag bij de EU willen horen. Meer over alle instellingen van de Europese Unie vind je op deze pagina.

Na de economische crisis in 2008 werd in 2009 het Verdrag van Lissabon getekend door de EU lidstaten. Hiermee is de Europese samenwerking efficiënter ingericht en werd de EU gemoderniseerd. Vandaag de dag zijn er zowel voor– als tegenstanders van de EU en is er in veel lidstaten een debat of het land meer of minder afhankelijk moet zijn van de EU. Tegenstanders, ook wel eurosceptici genoemd, vinden bijvoorbeeld dat de cultuur en tradities van een land verloren gaan door de Europese samenwerking.

terug naar hoofdstuk 8naar §8.2 voorwaarden EU-lid