§5.2 Vrijheid van meningsuiting
Paragraaf 5.2 nog eens herhalen? Bekijk hieronder het instructiefilmpje bij deze paragraaf.
Zoals je in het boek in §5.2 al hebt kunnen lezen, is het gelijkheidsbeginsel of het non-discriminatiebeginsel erg belangrijk in de Nederlandse samenleving. Maar, ook vrijheid van meningsuiting vinden we belangrijk. En die twee kunnen nog wel eens botsen.
PVV-politicus Geert Wilders vroeg namelijk in 2014 tijdens een speech in Den Haag aan zijn aanhangers of ze meer of minder Marokkanen wilden. Daarna riep het publiek ‘minder, minder, minder’ en Wilders antwoordde daarop dat dat geregeld zou worden. Op de pagina bij §5.4 vind je meer over deze rechtszaak, waarin Wilders de nadruk legt op de vrijheid van meningsuiting in Nederland. Het is een goed voorbeeld van een botsing tussen artikel 1 (gelijkheid) en artikel 7 (vrijheid van meningsuiting). Discrimineren van mensen is de eerste beperking van de vrijheid van meningsuiting. Denk daarbij aan het discrimineren van mensen op basis van hun ras, godsdienst, seksualiteit of handicap.
Een andere beperking aan de vrijheid van meningsuiting is dat je mensen niet mag aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen leden van groepen. Het verschil met de eerste beperking is dat je hier niet per se zelf discrimineert, maar anderen aanspoort dit te doen. Geert Wilders werd hiervan beschuldigd, toen hij in 2007 de Koran een fascistisch boek noemde, dat hij wilde verbieden. Het Openbaar Ministerie vervolgde hem twee jaar later, omdat Wilders met zijn uitspraak haat en discriminatie van moslims zou aanzetten. Na een lang proces werd hij in 2011 uiteindelijk vrijgesproken.
Tenslotte zijn er extra wetten over het expres beledigen van de koning of hem lasteren, wat betekent dat je opzettelijk leugens vertelt. In 2008 schold een dronken man de koningin uit voor ‘kankerhoer’ en riep daarna dat hij een ‘kogel door haar kankerkop’ wilde. Hij werd daarvoor veroordeeld en moest vier maanden de gevangenis in.