§7.3 Staatsvorming en centralisatie van bestuur

Als je het vak geschiedenis hebt, komen de termen staatsvorming en centralisatie je misschien bekend voor. In centralisatie zit het woord ‘centraal’ en het betekent dan ook dat een land of grondgebied van een vorst wordt bestuurd vanuit één plek, een centraal punt. Het zorgt ervoor dat er een zelfde vorm van besturen is in ieder gebied. Zo betalen inwoners in verschillende gebieden bijvoorbeeld evenveel belasting. Dit besturen van een groter gebied vanuit één plek vereist goede communicatie en administratie. Het proces van staatsvorming en centralisatie vond plaats in verschillende landen vanaf de late Middeleeuwen en ook nog in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw. In plaats van een gewestelijke focus, kwam er een meer landelijke focus, wat zorgde voor meer nationalisme, waar je in hoofdstuk 4 al over hebt kunnen lezen. Deze centralisatie gebeurde tegelijk met de staatsvorming, het vormen van staten. Centralisatie was eigenlijk een middel voor staatsvorming. 

In Engeland vormde de vorst de staat door een feodaal stelsel in te voeren. Dit betekende dat zogenoemde leenmannen een stuk grond leenden van een hogergeplaatste leenman of rechtstreeks van de vorst van dat gebied. Maar dit feodale stelsel leidde op veel plekken tot onenigheden over wie de baas is over wat. Op andere plekken zoals Frankrijk en Bourgondië ontstonden ook nieuwe staten, maar dan niet met een feodaal stelsel. Vorsten bestuurden hier vanaf één plek een grondgebied dat één land met duidelijke grenzen was geworden. Waar het eerst losse gewesten waren met hun eigen bestuur, zorgde deze ontwikkeling dus voor gewesten die samen een land zijn en op één manier bestuurd worden. In het filmpje hieronder hoor je hoe de staatsvorming in Bourgondië en de centralisatie in Frankrijk is gegaan. 

Als je ook het vak maatschappijwetenschappen hebt, kom je het begrip staatsvorming ook nog tegen. Waar het vak geschiedenis het begrip staatsvorming definieert als “het streven van vorsten naar een aaneengesloten grondgebied met een stevige bestuursstructuur”, is de definitie bij maatschappijwetenschappen: “institutionalisering van politieke macht tot een staat”. Daarbij horen vier kenmerken van een staat. De eerste drie gaan over de macht van de staat binnen het land, de laatste over de macht daarbuiten. Een staat:
1. regeert over een groep mensen;
2. binnen een bepaald grondgebied;
3. en daarbij het geweldsmonopolie en belastingmonopolie bezit.
4. heeft gezag dat niet ondergeschikt is aan het gezag van andere staten.

In het filmpje hieronder wordt het concept staatsvorming zoals het bij maatschappijwetenschappen wordt behandeld, verder uitgelegd. 

terug naar hoofdstuk 7naar §7.3 Schengenzone en vrij verkeer