§7.4 Sociale ongelijkheid en de rechtspraak

Paragraaf 7.4 nog eens herhalen? Bekijk hieronder het instructiefilmpje bij deze paragraaf.

In het lesboek las je al over artikelen in de Grondwet die passen bij het antwoord ‘vrijheid’ in het mensenrechtendilemma. Éen van die artikelen is artikel 18:
1) Ieder kan zich in rechte en in administratief beroep doen bijstaan
2) De wet stelt regels omtrent het verlenen van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. Minder draagkrachtig ben je bijvoorbeeld als je niet genoeg geld hebt om een advocaat te betalen. Daarom hebben we in Nederland rechtsbijstand: een vergoeding van (een deel van) de kosten voor een advocaat. 

Volgens criminoloog Gwen van Eijk is er sprake van sociaaleconomische ongelijkheid in de rechtbank. Zij legt uit bij een rechtszaak kosten komen kijken die leiden tot een risico op bevoordeling en benadeling. De rechtsbijstand kan dit compenseren, maar door de bezuinigingen hierop groeit de ongelijkheid tussen mensen met een hoger en een lager inkomen. In dit fragment van het programma Radar gaat het over de bezuinigingen op de rechtsbijstand (september 2019). Ook op deze pagina van de website van het programma kun je meer lezen. 

Een ander voorbeeld van ongelijkheid in de rechtspraak dat Van Eijk geeft, gaat over een rechtszaak tegen een ondernemer. (De uitleg van de straf vind je onder het kopje ‘14 Strafmotivering’). Het was bewezen dat de ondernemer zich schuldig had gemaakt aan omkoping. De rechtbank gaf een lagere straf omdat de ondernemer een ‘maatschappelijke val’ had meegemaakt. Daarmee doelde de rechtbank op de prominente positie die de ondernemer eerst had. Hij kende veel hooggeplaatste mensen die hem nu niet meer willen aankijken en hij kan zijn geld niet meer verdienen met zijn bedrijf zoals hij gewend was. Dit verlies rekende de rechtbank mee als een straf op zich. 

Een ander voorbeeld waarin sociaaleconomische positie een rol speelt is dat rechters mensen met een baan vaker een taakstraf opleggen zodat ze hun baan niet verliezen. Dat zou bij een gevangenisstraf namelijk wel gebeuren. Van Eijk vraagt zich af of dit geen sociale ongelijkheid is. De maatschappelijke val van de ondernemer laat zien dat mensen met een hogere positie in de samenleving dus sowieso een lagere straf krijgen omdat ze zo’n val maken. Iemand die niet zo’n hogere positie heeft, kan zo’n val niet maken en heeft dus ook geen kans op deze strafvermindering. Het hele artikel dat de criminoloog hierover schreef kan je hier vinden.  

We bespreken twee andere voorbeelden van ongelijkheid die de rechtbank niet afkeurt. In november 2019 gingen Amsterdamse taxibedrijven naar de rechter omdat ze het beleid rondom de sancties die ze moeten uitdelen aan chauffeurs niet eerlijk vonden. Wanneer een taxichauffeur een overtreding maakt zoals een hoger tarief vragen, moet diegene een schorsing van minimaal een week krijgen. Het bedrijf Uber hoeft zich niet aan dit beleid te houden en daardoor krijgen Uber chauffeurs die dezelfde overtreding maken (alleen) een lage geldboete. Dit komt omdat Uber volgens de wet op een andere markt werkt dan reguliere taxibedrijven. Toch vond de rechter dat de taxibedrijven zich nu aan het bestaande beleid moeten houden en dat levert dus ongelijkheid op. De gemeente Amsterdam heeft wel belooft het beleid aan te gaan passen om de ongelijkheid te verkleinen. Maar ook bij Uber gaat niet alles van een leien dakje. Zo krijgt het bedrijf regelmatig kritiek om het lage loon, discriminatie en de een gebrek aan veiligheid

Een ander voorbeeld is dat rechters in Amsterdam zwaardere straffen geven voor het bezit van een vuurwapen, dan rechters in andere steden. De Amsterdamse rechters hebben afgesproken om dit te doen, omdat ze vinden dat er te veel liquidaties en steekpartijen zijn in Amsterdam. Lees hier waarom rechters dit binnen de kaders van de wet kunnen doen en waarom deze ongelijkheid dus kan bestaan. 

terug naar hoofdstuk 7naar §7.4 het WRR-rapport