§ 3.4 bevoegdheden van de politie

Paragraaf 3.4 nog eens herhalen? Bekijk hieronder het instructiefilmpje bij deze paragraaf.

De politie in Nederland heeft tien regionale eenheden, één Landelijke Eenheid en het Politiedienstencentrum. Op de site van de politie kun je zien welke tien regionale eenheden er zijn. Een politiechef heeft de leiding over een regio, die bestaat uit verschillende districten met teams. Het Politiedienstencentrum doet onder andere de financiële taken en regelt de personeelszaken. Vanuit de overheid is de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor de politie.

De politie heeft meer bevoegdheden dan jij als burger hebt. Sommige dingen mogen ze op ieder moment doen, voor andere hebben ze toestemming nodig van de officier van justitie of de rechter-commissaris. Voorbeelden van bevoegdheden zijn het controleren van tassen, mensen aanhouden, een telefoon tappen of harder rijden in het verkeer. Het tappen van een telefoon is een voorbeeld van iets wat politieagenten pas mogen doen als ze daar toestemming voor hebben. Politieagenten hoeven zich ook niet (altijd) te houden aan de verkeersregels. Het is echter niet zo dat ze altijd door rood en te hard mogen rijden. Het moet noodzakelijk en veilig zijn.

Een andere bevoegdheid van de politie is het gebruiken van geweld. Ze hebben een geweldsmonopolie, iets wat veel andere instanties niet hebben. Ze mogen alleen geweld gebruiken als het noodzakelijk is en het mag niet te veel zijn. Om geweld te kunnen gebruiken heeft de politie wapens bij zich. Denk hierbij aan pepperspray, een wapenstok of traangas. Voor ieder wapen zijn er voorwaarden voor wanneer ze dit mogen gebruiken.

In het filmpje hieronder legt de Politieacademie uit waarom je soms politieauto’s zonder sirene of zwaailicht overtredingen ziet maken in het verkeer.

terug naar hoofdstuk 3naar §3.5 inrichting van landen