§8.5 Deugd en Aristoteles

Paragraaf 8.5 nog eens herhalen? Bekijk hieronder het instructiefilmpje bij deze paragraaf.

Volgens Aristoteles is de ideale samenleving die van de gulden middenweg. Kijkend naar alle samenlevingsdilemma’s die je bij maatschappijleer hebt bestudeerd, zou Aristoteles dus overal het midden van twee extremen kiezen. Volgens Aristoteles is komt elke deugd voort uit twee ondeugden, twee extremen. Vrijgevigheid is bijvoorbeeld de gouden middenweg tussen gierigheid en verslinding. 

Aristoteles’ deugdethiek is teleologisch: zij volgt de logica van het doel (telos). Ze gaat ervan uit dat mensen handelen om een doel te bereiken en dat beoordelen zij als het goede. Volgens Aristoteles zijn er twee vormen van handelen: poetie en praxis. Een poietische handeling is gericht op een buiten de handeling liggend doel: zodra het doel bereikt is, houdt de handeling op. Voorbeeld: als je een toets hebt gehad, stop je met leren voor die toets. Een praxis is echter een handeling waarvan het doel in het handelen zelf ligt. Zo is het spelen van een spel leuk en is dat spelen het doel. Het plezier dat het spel oplevert verdwijnt zodra het spelen stopt. De deugdethiek van Aristoteles vat het leven op als de omvattende praxis waarbij geluk het hoogste doel is. Daarbij is de deugd in de eerste plaats geen handeling, maar een karaktertrek. Deze maakt dat je als vanzelf of vanuit jezelf kiest voor het goede. Ook is de deugd het midden tussen twee tegenovergestelde extremen van de verwerkelijking van onze natuurlijke mogelijkheden. Een deugd is dus bijvoorbeeld niet het midden tussen een beetje dapper zijn en heel erg dapper zijn, maar tussen lafheid en overmoedigheid. Aristoteles gaat niet uit van een absoluut midden, maar volgens hem verschilt het midden per situatie en per mens (deze alinea staat ook in opdracht 21).  

Volgens Aristoteles zijn er vier bijzondere deugden, genaamd kardinale deugden: moed, gematigdheid/zelfbeheersing, verstandigheid/wijsheid en rechtvaardigheid. De naam kardinaal, komt van het Latijnse woord ‘cardo’, wat scharnier betekent. Deze deugden zijn als een scharnier, waar de deur met alle deugden op draait. Anders gezegd: de kardinale deugden zijn onmisbaar voor een deugdelijk leven en zijn in elke andere deugd aanwezig. In dit Engelstalige wikipedia artikel vind je een tabel met elf deugden (means) die Aristoteles benoemde en hun extremen. 

Volgens sommigen zijn deugden cultuurrelatief, verschillend per cultuur. Waar volgens Aristoteles deugden verschillen per persoon en situatie, is volgens deze groep mensen de cultuur een bepalende factor. In iedere cultuur wordt anders gekeken naar wat deugden zijn. Een lijst met deugden (zoals in de vorige alinea naar verwezen werd) valt dus niet vast te stellen volgens deze groep mensen. 

terug naar hoofdstuk 8