§8.3 Gekwalificeerde meerderheid

Paragraaf 8.3 nog eens herhalen? Bekijk hieronder het instructiefilmpje bij deze paragraaf.

De manier waarop er in Europa gestemd wordt is een institutie te noemen. Een van die manieren is via gekwalificeerde meerderheid. Sinds 2014 zijn er (volgens het Verdrag van Lissabon) twee voorwaarden aan gekwalificeerde meerderheid: minimaal 55% van de lidstaten moet voor stemmen en de lidstaten die voor stemmen moeten ten minste 65% van de totale EU-bevolking vertegenwoordigen. Er zijn dus twee levels waarop er een meerderheid moet zijn: lidstaten en individuele EU-inwoners. 

Hier kun je testen wanneer een voorstel door een stemming in Europa komt. Je kunt dan kiezen welke stemregel je wilt gebruiken: unanimiteit (eenparigheid van stemmen), gewone meerderheid, versterkte gekwalificeerde meerderheid, of gekwalificeerde meerderheid. Per land kun je dan aangeven of het voor of tegen is, en zo zie je of het voorstel volgens je gekozen regel geaccepteerd wordt of niet. Wanneer je gekwalificeerde meerderheid kiest, gebruik je de regel waar het in de eerste alinea over ging. Versterkte gekwalificeerde meerderheid heeft strengere eisen en is pas bereikt als 72% van de lidstaten voor stemt en de lidstaten die voor stemmen ten minste 65% van de EU-bevolking vertegenwoordigen. Deze stemregel wordt alleen gebruikt als er gestemd wordt over een voorstel dat niet van de Europese Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid komt.

Een andere stemregel is de Penrose methode, ook wel de wortel van de bevolking. Bij deze regel heeft elke EU-inwoner evenveel macht. Penrose was een Engelse wiskundige die dit bedacht. Deze regel kijkt dus alleen op het niveau van EU-inwoners en niet op het niveau van lidstaten. Polen heeft in de EU voorgesteld om deze methode te gebruiken en ook Tsjechië zag er wel iets in. Andere lidstaten waren het daar echter niet mee eens en deze methode wordt nu dus niet gebruikt in de Europese Unie. Meer over de wiskundige uitleg van deze Penrose methode vind je hier (vanaf halverwege het artikel).  

Voor 2014 was de gekwalificeerde meerderheidsregel anders. Toen had een voorstel namelijk 73,86% voorstanders nodig en moesten deze lidstaten minimaal 62% van de totale EU bevolking vertegenwoordigen. Met het Verdrag van Lissabon is dit dus veranderd zoals je bovenaan deze pagina hebt gelezen. Met de huidige gekwalificeerde meerderheidsregel is er meer daadkracht en supranationaliteit, omdat het vereiste percentage lidstaten dat voor stemt lager is. 

terug naar hoofdstuk 8naar §8.3 instellingen van de EU