§6.0 Loting

Een democratie streeft ernaar de wil van het volk uit te voeren. Om erachter te komen wat het volk wil, is er in Nederland sprake van een parlementaire democratie, waar het in hoofdstuk 6 over gaat. Een andere manier is om door loting mensen te kiezen die het volk vertegenwoordigen.

Voorstanders van dit idee zien verschillende voordelen. In de parlementaire democratie nemen volksvertegenwoordigers besluiten, maar zij wijken in veel opzichten af van de doorsnee Nederlander. Politici zijn vaak hoger opgeleid, hebben een hoger inkomen, zijn iets ouder en vaker man dan vrouw. Loting zou een oplossing kunnen bieden, omdat je dan gericht kunt zorgen dat de gelote burgers de bevolking goed weerspiegelen.

De gelote volksvertegenwoordigers hebben misschien minder verstand van politiek, maar staan wel midden in het leven en kunnen daarom makkelijker en beter de wil van het volk uitvoeren. Politici in het parlement staan verder van de mensen af, aldus voorstanders van loting. Daarnaast kunnen de gelote burgers hulp krijgen van experts in het vakgebied. Een optimale situatie die wordt voorgesteld is een combinatie van stemming en loting. Een deel van de mensen die besluiten maakt is dan gekozen en een ander deel geloot.

Er zijn echter ook tegenstanders met argumenten tegen het principe van loting. Zij vinden het in eerste instantie raar dat loting wordt gepresenteerd als een idee dat de democratie kan redden. Volgens tegenstanders hoeft er helemaal niks gered te worden. Het vertrouwen in de Nederlandse democratie daalt niet structureel en mensen zijn tevreden met het functioneren ervan.

Verder zeggen zij dat een heel groot deel van de bevolking bij loting hun hele leven langs de zijlijn staat en niet geloot zal worden. Zij hebben dan dus nooit een kans om invloed uit te oefenen op de politiek. Een ander probleem dat tegenstanders zien, is dat mensen verplicht zijn om mee te doen als zij geloot zijn. Dit beperkt de vrijheid van burgers; ze worden gedwongen om de politiek in te gaan. Als het echter niet verplicht wordt is er ook een probleem. Er zullen aardig wat mensen zijn die niet op komen dagen, omdat veel Nederlanders politiek liever van een afstandje bekijken en alleen willen ingrijpen als het echt nodig is. De gelote burgers die wél zullen komen, zijn waarschijnlijk hoger opgeleid, autochtoon en wat ouder. Dan is er nog steeds geen goede afspiegeling van de bevolking.

Om de hele bevolking te vertegenwoordigen en goed af te spiegelen zijn er volgens tegenstanders 1000 tot 1500 mensen nodig. Dat is natuurlijk een erg grote groep om mee te besturen en overleggen en is dus niet heel haalbaar. Tegenstanders zien het hele principe van loting dus niet zo zitten, terwijl voorstanders er juist positief tegenover staan.

terug naar hoofdstuk 6naar §6.1 geschiedenis